Er zijn geen harde bewijzen dat Bach in Celle is geweest, maar omdat hij twee jaar in Lüneburg op school heeft gezeten, is het zeer aannemelijk dat hij ook het kasteel heeft bezocht. Hertog Georg Wilhelm was namelijk getrouwd met een beeldschone Française en was zo Frankrijk-minded dat hij een hofkapel had aangesteld met louter Franse musici die hoofdzakelijk Italiaanse en natuurlijk Franse muziek speelden.
De jonge Bach werd door eenieder beschreven als nieuwsgierig en leergierig, en die twee feiten samen, geschraagd door de vaststelling in de biografie van Carl Philip Emmanuel Bach over zijn vader dat diens jonge jaren beïnvloed zijn door Franse componisten, maken het toch wel erg plausibel dat Bach met dit tot dan toe onbekende muziekgenre in Celle heeft kennisgemaakt.
De afstand tussen de twee steden is weliswaar zo’n tachtig kilometer, maar in die tijd was het niet ongebruikelijk om die lopend af te leggen. Wij doen er die dag met de trein nog geen veertig minuten over.
Omdat de parketvloer oud en waardevol is, krijgen alle bezoekers niet erg modieuze sloffen voor over de schoenen aangereikt. Daardoor sjokken we met slepende voeten door de zalen van het slot in Celle.
Bij ons doel aangekomen -de zaal waar Bach als puber kwam luisteren naar nieuwe Franse muziek- mogen we niet verder. “Ik heb niet de autoriteit om u daar toe te laten”, verklaart de suppoost. “Deze twee zalen moet ik bewaken, en erop toezien dat iedereen slofjes draagt, dat is mijn baan. En ik heb ook geen sleutel.” Dat eerste klinkt als een behapbare taakomschrijving, maar haar laatste opmerking vinden we toch voldoende ontmoedigend om te besluiten geen energie meer in deze suppoost te steken. We hebben een list nodig.
Die schiet ons niet te binnen en we dalen de zes trappen weer af naar de kassa. De dame aldaar is hoger in rang, maar dan toch ook weer niet zo hoog dat ze de verantwoordelijkheid aandurft ons toe te laten tot de theaterzaal. Na enig aandringen krijgen we een derde dame te spreken wiens omvang in lijn blijkt met haar autoriteit: zij behoort tot het hoogste echelon, is bevoegd de deur open te maken en, goed nieuws: dat gaat ze ook daadwerkelijk doen. Er mag zelfs één lichtje aan. ‘Sie haben zwei Minuten’, en zo snel als mogelijk leggen we de kleine ruimte met pluche stoeltjes digitaal vast.
Als Bach inderdaad in Celle was, zal hij ook in de Mariënkirche zijn geweest met het schitterende Kröger-Hus-Orgel uit 1653 dat onlangs helemaal is gerestaureerd.
Celle is een heel fraai stadje; de oude kern bestaat uit louter vakwerkhuizen met een hoog Anton Pieck-gehalte die in uitstekende staat zijn (teruggebracht). Er is ook een Weinfest aan de gang waar elke wijnboer uit de regio en iedereen die maar een Bratwurst van betekenis kan bakken, acte de présence geeft. ‘s Avonds is het er afgeladen vol, iedereen aan lange tafels. Het geeft sfeer en de wijn is uitstekend; misschien wel om die reden bezoeken we het stadje een paar keer.
Maar daarvoor of daarna lopen we toch even weer de Marienkirche binnen om te genieten van het licht en de rijke versiering.
Foto boven: Marienkirche in Celle.
De afstand tussen Lüneburg en Celle is weliswaar zo’n tachtig kilometer, maar in die tijd was het niet ongebruikelijk om die lopend af te leggen. Bach deed dat dan ook.