Een cantate (ook wel cantata genoemd, Italiaans voor zangstuk) is een muzikale compositie voor één of meerdere vocalen, begeleid door instrumenten, meestal bestaande uit meerdere delen. De term cantate werd bedacht in de 17e eeuw om onderscheid te kunnen maken met de sonate, een speelstuk voor instrumenten.
Bach heeft deze muziekvorm totaal vernieuwd en tot grote hoogte gebracht. Deze stijlvernieuwing sloeg op het aanwenden van de stemmen, de originele instrumentele bezetting (bijvoorbeeld het orgel als solo-instrument aanwenden in de inleidende synfonia), de algemene compositie, de theologische onderbouwdheid, kortom het algemeen concept. Bach was al op jonge leeftijd (23 jaar) grensverleggend en inspirerend voor anderen, binnen een grote traditie bij het componeren van cantates.
Tijdens zijn leven schreef Bach vermoedelijk 295 cantates, waarvan er 202 bewaard zijn gebleven. Het overgrote deel van deze cantates kwam volgens biograaf Christoph Wolff tot stand in de jaren 1723-25, toen Bach in Leipzig verbleef. In 1723 heeft Bach zijn stijl gevonden, die later nog nauwelijks veranderde.
Een motet is een benaming die in de westerse muziek wordt gebruikt voor bepaalde composities die in het algemeen door zangers worden uitgevoerd. Het woord stamt uit het Latijn en zou zoveel betekenen als mondelinge uiting.
Andere bronnen zoeken de oorsprong in het eveneens Latijnse werkwoord movere (bewegen) waarbij het de onderlinge beweging van de verschillende stemgroepen van het koor uitdrukt.
Het motet als compositievorm verschilt nogal per periode, de term "motet" werd voor het eerst gebruikt in de middeleeuwen. In de Renaissance, maar ook in latere tijden zijn er nog altijd motetten geschreven, waaronder in de Barok door Johann Sebastian Bach.
Foto boven: detail van het olieverfschilderij van Johann Sebastian Bach door Elias Gottlob Haussmann (1748)