Wolfgang Schmieder heeft in 1950 een catalogus aangelegd met de naam Thematisch-Systematisches Verzeichnis der musikalischen Werke von Johann Sebastian Bach, waaraan later met de naam Bach Werke Verzeichnis (BWV) werd gerefereerd.
Schmieder catalogiseerde de werken door ze een zogenoemd BWV-nummer te geven: daarbij koos hij niet voor een chronologische volgorde, maar voor een indeling naar genre. Een gevolg daarvan is dat een laag BWV-nummer niet automatisch betekent dat het om een vroege compositie van Bach gaat.
De BWV-nummers zijn ondertussen algemeen aanvaard en worden standaard gebruikt om de werken van Bach aan te duiden. Enkele voorbeelden zijn de Matthäuspassion (BWV 244) en de Hohe Messe (BWV 232).
Sommige BWV-nummers zijn voorzien van een toevoeging a of b. In dat geval gaat het om twee varianten op een cantate met dezelfde titel.
De cantates komen eerst, vervolgens de koralen, dan de orgelwerken enzovoort. Een compositie met een laag BWV-nummer is dus niet vanzelfsprekend een vroeg werk van Bach. De jongste BWV-nummers zijn ongetwijfeld authenthieke cantates van Bach, omdat hij ze voorzien heeft van een autograaf.
Na het uitkomen van Schmieders catalogus zijn werken verwijderd of vonden er andere correcties plaats.
Het Bach Compendium dat tot stand gekomen is door musicologen als Hans-Joachim Schulze en Christoph Wolff, geeft een nieuwe klassering van Bachs werken.
Foto boven: detail van het olieverfschilderij van Johann Sebastian Bach door Elias Gottlob Haussmann (1748)