Er wordt gezegd dat Bach zijn gelukkigste en meest onbezorgde jaren in Köthen heeft gekend. Aan het hof heerst een ongedwongen sfeer, vorst Leopold is muzikaal zeer ontwikkeld en betaalt goed, het orkest bestaat uit uitnemende musici en omdat Bach geen kerkelijke taken heeft, kan hij zich wijden aan wereldlijke muziek.
Veel grote orkestwerken stammen uit deze periode: vioolconcerten, Brandenburgse concerten en Das Wohltemperierte Klavier. Maar als hij in de zomer van 1720 terugkomt van een reis met Leopold blijkt zijn vrouw Maria Barbara te zijn overleden en zelfs al begraven. Men vertelt het hem op het moment dat hij zijn huis wil binnenstappen. Bach is dan pas 35 en van de zeven kinderen zijn er nog maar vier in leven.
Na anderhalf jaar hertrouwt Bach met de veel jongere Anna Magdalena Wilcke: een prachtige sopraan, maar vooral een schat van een moeder voor de vier kinderen die Bach mee neemt uit zijn vorige huwelijk. Ze brengt opnieuw vrolijkheid in Bachs leven. Er is geen afbeelding van haar bewaard gebleven en daarom hebben we geen idee hoe ze er uit heeft gezien. Het moet echter een pittige dame zijn geweest: ze schenkt aan dertien kinderen het leven en heeft dus de zorg voor een enorm huishouden. Daarnaast helpt ze haar man bij het musiceren en overschrijven van partituren voor verschillende partijen.
Bach woont vanaf 1717 in het slot van Köthen waar hij tot hofkapelmeester is benoemd, tot hij zes jaar later naar Leipzig verhuist. Er zijn geen andere bezoekers als we de adembenemend mooie Spiegelzaal bezoeken, en nemen er ruim de tijd voor. Het ziet er allemaal heel authentiek uit, binnen en buiten het slot: dat is een positieve verwoording van ‘het is toch wel een beetje een ouwe boel’. Maar juist door dat patina van de tijd kunnen we ons heel goed voorstellen hoe het er hier uitzag in de tijd van Bach en hoe het was om bij een uitvoering van de Brandenburgse concerten te zijn.
We beginnen het te accepteren, maar het is wederom teleurstellend te constateren dat er zelfs in het museum -oversloffen weer verplicht, een beetje lacherig schuifelen we door de zalen heen- geen enkele originele herinnering van Bach hier bewaard is gebleven. De instrumenten zijn kopieën, evenals de partituren, geen enkel voorwerp of schilderij is echt van Bach geweest. Zeker, het is keurig ingericht, er zijn aansprekende tableaus neergezet, maar toch bekruipt ons het gevoel dat het een beetje een nepmuseum is. Als je dat vergelijkt met wat er allemaal bewaard is gebleven in Halle van zijn tijdgenoot Händel ... Maar goed, daar kunnen de mensen in Köthen (zes man personeel op twee bezoekers, wij dus) niets aan doen.
Foto boven: kapel in het hertogelijk slot van Köthen.
Juist door dat patina van de tijd kunnen we ons heel goed voorstellen hoe het er hier uitzag in de tijd van Bach en hoe het was om bij een uitvoering van de Brandenburgse concerten te zijn.